Resultaten conjunctuurmeting najaar 2019
hibin-leden: hogere omzetgroei, lichte toename marge
De omzetgroei in de bouwmaterialengroothandel komt in 2019 uit op een gemiddelde van circa 5,1%. Dat is een forse stijging ten opzichte van de verwachtingen in het voorjaar van 2019 (+ 3,3%). Daarmee zijn de verwachtingen terug op het niveau van eind 2018. De margegroei blijft achter bij de omzetgroei en daalt ten opzichte van de verwachtingen in het voorjaar (van +1,5% naar +0,8%). Dit blijkt uit de zeventiende Conjunctuurmeting van Koninklijke Hibin onder ondernemers in de bouwmaterialengroothandel, uitgevoerd door Buildsight. De invloed van de stikstofproblematiek is nog niet terug te vinden in de conjunctuurmeting. De enquêtes op basis waarvan Buildsight rapporteert, zijn in de tweede helft van september afgenomen.
De verhouding tussen omzet ten behoeve van nieuwbouw (46%) en renovatie/onderhoud (54%) is nagenoeg gelijk aan die in eerdere metingen. Woningbouw is net als eind 2018 en begin 2019 verantwoordelijk voor 60% van de omzet. Het omzetdeel utiliteitsbouw daalde ten opzichte van het voorjaar van 18% naar 14%, terwijl badkamers en sanitair in belang toenamen (ten opzichte van voorjaar 2019 van 14% naar 16% van de omzet). Het aandeel consumentenverkopen verandert nauwelijks (van 22% naar 21%). Van de 78% professionele verkopen is het aandeel van zzp’ers en klusbedrijven licht gestegen (van 42% naar 44%).
Productgroepen
De omzetstijging doet zich voor bij alle productgroepen. Hibin-leden zien een (sterke) omzetstijging in ruwbouwmaterialen (bij 52% van de respondenten), gevolgd door naaldhout (46%), ijzerwaren (42%), afbouwmaterialen (36%), plaatmaterialen (34%), installatiematerialen (29%) en hardhout (22%). Over de hele linie stijgen de in- en verkoopprijzen in lichte mate (0-5%), met uitzondering van ruwbouwmaterialen, waar 25% van de respondenten een stijging van 5-10% van de in- en verkoopprijzen verwacht.
Fysieke locatie op één
De fysieke locatie blijkt nog steeds het belangrijkste verkoopkanaal en is sinds de vorige meting in belang toegenomen. Verkoop uit voorraad of ter plaatse bestellen zijn goed voor 55% van de omzet (voorjaar 2019: 42%). E-mail is goed voor 24% en 17% van de aankopen wordt telefonisch gedaan. Het percentage internetverkopen is met 3,6% nog steeds relatief laag, maar is wel aan een gestage opmars bezig (voorjaar 2019: 3,2%).
De verhoudingen tussen de verschillende verkoopkanalen zien we weerspiegeld in de bedreigingen die ondernemers zien. Hibin-leden zien webwinkels en online aanbieders niet als een bedreiging. Bedreigender vindt men (57% van de respondenten) meer directe leveringen door fabrikanten (inclusief prefabricage). De opkomst van nieuwe retailbedrijven als Bauhaus en Hornbach wordt door bijna een kwart genoemd (in het voorjaar nog 38%) Grotere deskundigheid (56%), klantgerichtheid (53%), groei van de markt (32%) en logistiek (24%) zijn de voornaamste kansen die ondernemers in de huidige markt zien.
Impact duurzaamheid en prefabricage
Ondernemers verwachten dat de invloed van scherpere energie- en duurzaamheidseisen niet of nauwelijks merkbaar (61%) zal zijn in de omzet over 2019 of een beperkt positief effect (36%) zal hebben. De impact van toenemende prefabricage wordt hoger ingeschat. Een op de drie verwacht een beperkt negatief effect (5-10% minder omzet) en een op de vijf verwacht juist een beperkt positief effect (5-10% meer omzet). Digitalisering en daarmee samenhangende veranderingen in de branche zorgen voor de grootste uitdagingen. Bijna de helft (46%) van de respondenten noemt e-commerce en ICT in algemene zin.
Verder groei werkgelegenheid
64% van de ondernemers verwacht in 2019 groei van het aantal medewerkers (voorjaar 2019: 43%). Naar verwachting neemt het personeelsbestand met 3% toe (verwachting voorjaar 2019: 1,5%). De groei doet zich in alle regio’s voor. Met gemiddeld 1,3% is de personeelsgroei in het noorden het kleinst; in de regio oost met 3,3% het hoogst. Een op de zeven respondenten verwacht problemen bij het invullen van vacatures. Gebrek aan belangstelling voor de sector wordt daarbij als voornaamste reden genoemd.